Interprofessionele en sectorale onderhandelingen: een stand van zaken
De besprekingen over het Interprofessioneel Akkoord (IPA) voor 2025-2026 verlopen moeizaam. Hoewel de Groep van 10 – het overlegorgaan tussen de belangrijkste interprofessionele werknemers- en werkgeversorganisaties – medio maart een beperkt akkoord bereikte over enkele specifieke dossiers, blijft een akkoord over de loonnorm uit.
Mini-akkoord over vier deelthema’s
Op initiatief van de Groep van 10 en met bevestiging van de federale regering kwam er een akkoord over vier thema’s: het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), landingsbanen, de collectieve loonbonus (cao 90) en de Federal Learning Account (FLA). Deze laatste verplicht werkgevers om opleidingen van werknemers te registreren, maar de invoering ervan werd opnieuw uitgesteld in afwachting van een definitieve afschaffing.
Geen loonakkoord
Over de loonnorm – dat is het maximale groeipercentage waarmee lonen bovenop de index mogen stijgen – konden de sociale partners, net als twee jaar geleden, géén akkoord vinden.
Volgens het technisch rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) bedraagt de beschikbare loonmarge voor dit en volgend jaar 0 procent. De wet op de concurrentiekracht schrijft immers voor dat de loonkosten in ons land niet sneller mogen stijgen dan die in onze buurlanden, zodat Belgische bedrijven niet uit de markt worden geprezen. Door de automatische indexering zijn de Belgische lonen echter al sterker toegenomen, wat de marge volledig wegneemt. De vakbonden willen dat echter niet aanvaarden.
Regering aan zet
Op 7 mei 2025 verklaarde de Groep van 10 officieel dat ze niet tot een akkoord zijn gekomen. Federaal minister van Werk David Clarinval kreeg daarop de opdracht om een bemiddelingsvoorstel te formuleren.
De minister bevestigde aan de sociale partners dat de lonen zullen stijgen met 5,5% in de komende twee jaar via het mechanisme van de automatische loonindexering. Daarnaast garandeerde de minister eveneens dat het minimumloon zal worden verhoogd met 35 euro bruto vanaf 1 april 2026, waarbij de kost van deze verhoging volledig gecompenseerd zal worden voor de werkgevers. Gelijklopend met deze koopkrachtmaatregelen, heeft de minister verlagingen bevestigd van de sociale werkgeversbijdragen van 325 miljoen in 2025 en 563 miljoen in 2026 om de competitiviteit van onze ondernemingen te verzekeren.
In het kader van zijn bemiddelingsopdracht heeft de minister een aanvullende analyse besteld om de perimeter voor de onderhandelingen met de sociale partners over dit interprofessioneel akkoord te bepalen. De CRB bevestigde nogmaals dat er géén marge is voor loonsverhogingen. Daarnaast herinnerde de Raad aan het bestaan van artikel 10 van de wet van’96 dat voorziet in verschillende extra koopkrachthefbomen die niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van de evolutie van de loonkost.
De voorbije jaren lag de uitweg in een eenmalige, fiscaalvriendelijke premie voor werknemers in winstgevende bedrijven. Herinner u de coronapremie en de koopkrachtpremie. Of er opnieuw zo’n creatieve oplossing komt, blijft voorlopig koffiedik kijken. Langs werkgeverszijde is hier in elk geval weinig animo voor.
Op basis van de aldus bepaalde onderhandelingsperimeter, heeft minister Clarinval de Groep van 10 gevraagd zijn onderhandelingen voort te zetten. Volgens de wet beschikt de Groep van 10 over 3 weken om te komen tot een akkoord. Indien dit niet lukt, legt de federale regering zelf de loonnorm voor 2025-2026 vast.
Sectorale onderhandelingen op pauze
Door het uitblijven van een interprofessioneel kader, kan ook het sectoraal overleg binnen het paritair subcomité 149.01 voor de elektriciens, waar Nelectra deel van uitmaakt, niet van start gaan. Het traditionele streefdoel om tegen 30 juni een sectoraal akkoord te bereiken is hoe dan ook niet meer haalbaar en wordt dus over de zomer getild.
Nelectra blijft de situatie op de voet volgen en informeert haar leden zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn. Werkgevers met vragen kunnen steeds contact opnemen via info@nelectra.be of op het nummer 02/550.17.11.